Gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd

Jaarlijks wordt in het kader van de ‘Planning en Control cyclus’ door uw Staten de kaderbrief vastgesteld. De kaderbrief 2016 en het coalitieakkoord met het financieel perspectief vormen de basis voor de wijzigingen van de ramingen in deze begroting ten opzichte van de meerjarenraming 2015-2018. Daarnaast zijn in de begroting een aantal autonome ontwikkelingen verwerkt en een aantal onvermijdelijke ontwikkelingen meegenomen. In de programmahoofdstukken vindt u de financiële gevolgen per programma en per operationeel doel toegelicht. Op deze plaats vermelden wij de meer algemene opmerkingen en geven per kostensoort aan waarop de ramingen zijn gebaseerd.

Overzicht

( bedragen x € 1.000 )

Jaar Begroot 2015 Begroot 2016 Begroot 2017 Begroot 2018 Begroot 2019
Exploitatie
Directe lasten 138.679 143.799 137.773 125.670 94.799
Overdrachten 234.458 195.821 145.785 129.571 125.148
Kapitaallasten 86.432 91.228 59.776 87.602 84.188
Apparaatskosten 114.435 103.715 102.281 101.433 102.363
Baten -490.193 -487.224 -431.575 -415.688 -415.394
Totaal Exploitatie 83.812 47.339 14.041 28.588 -8.895
 
Reserves
Stortingen 134.841 155.091 137.132 134.950 140.654
Baten -218.652 -202.430 -151.172 -163.538 -131.759
Totaal Reserves -83.812 -47.339 -14.041 -28.588 8.895
 
Totaal 0 0 0 0 0

Baten

De ramingen van de baten zijn o.a. gebaseerd op:

  • De opgaven van december 2014 van de belastingdienst over de opcenten (Zie paragraaf “Provinciale heffingen”). Er is geen belastingverhoging toegepast.
  • De meicirculaire 2015 van het provinciefonds. In de kaderbrief konden de effecten van deze circulaire nog niet worden meegenomen. In de begroting is de raming geactualiseerd op basis van deze circulaire
  • Een actualisatie van de renteberekeningen (Zie de paragraaf “Financiering” en tabel 5.3.6.1 “Overzicht renteresultaat”).

Apparaatskosten

De basis voor de raming van de salariskosten is de vastgestelde formatiesterkte. Andere apparaatskosten zoals voor huisvesting worden jaarlijks mogelijk naar de verwachte werkelijkheid geraamd, waarbij het totale in de begroting opgenomen bedrag als kaderstellend geldt.

Kapitaallasten
De ramingen van de kapitaallasten voor investeringen zijn gebaseerd op het PMI en PMI, die gelijktijdig met deze begroting aan uw Staten worden voorgelegd.

Zoals gemeld in de perspectiefnota 2021, vastgesteld door PS in november 2013, hebben de investeringen die in PMI en PMO worden opgenomen een doorlopend karakter. Voor de periode na 2023 leidt dat tot budgettaire uitdagingen. Ten eerste is in het budgettair kader dan geen ruimte meer opgenomen voor kapitaallasten van nu nog niet geprogrammeerde investeringen. Ten tweede zullen, door het verwachte toekomstige financieringstekort, investeringen wellicht met geleend geld gefinancierd moeten gaan worden. Een stijgende rente kan dan voor een toenemend beslag op de provinciale middelen gaan zorgen.

Directe lasten en overdrachten

De directe lasten en overdrachten zijn gebaseerd op de bedragen in de meerjarenraming 2016 – 2019. Daarnaast zijn de mutaties voortvloeiend uit het coalitieakkoord verwerkt en een aantal wijzigingen na vaststelling van de kaderbrief opgenomen.
Het onderscheid tussen de onderdelen directe lasten en overdrachten is op het moment van begroten minder relevant, omdat hiertussen in de loop van het jaar veel verschuivingen plaatsvinden. Dit komt omdat budgetten in eerste instantie op directe lasten worden geraamd. De budgetten verschuiven naar overdrachten als bepaald is dat er bijvoorbeeld ook werkelijk een subsidieregeling is vastgesteld of is bepaald op welke manier (subsidie of deelname aan een project) een provinciaal doel moet worden bereikt.